Saïd Ben Azouz (60) vluchtte naar Nederland toen hij zijn stem niet meer mocht verheffen tegen het Marokkaanse regime. Hij is nu dertig jaar in dienst bij De Regenboog. Dagelijks helpt hij mensen overeind te blijven in de complexe en soms vijandige omgeving die politiek en samenleving kunnen zijn.
Saïd werd in 1961 in Tamassint (Rifgebergte) geboren. Zijn verzet tegen onrecht kreeg hij van huis uit mee. Hij is Amazigh (in Nederland vaak Berber genoemd). Amazigh zijn jarenlang hard vervolgd. In 1958-1959 raakte zijn opa al gewond bij een opstand van de Rif-bewoners tegen de centrale overheid. Saïd: “Het was een moeilijke periode in Marokko. Ik was actief in de studentenvakbond en deed mijn mond open over het regime. Op een gegeven moment wilden ze me de mond snoeren. Maar ik was sneller dan zij en was het land al uit.”
"Met handen en voeten heb ik het sollicitatiegesprek gedaan, maar ik werd aangenomen"
Werken aan idealen
De meeste Marokkanen in Nederland zijn Amazigh en veel van hen kwamen als arbeidsmigranten. Saïd zag dat ze veel problemen hadden. Hij werd daarom actief bij het Comité Marokkaanse Arbeiders in Nederland, liep mee in protesten, maar vond ook dat hij individuele burgers moest helpen.
Said: “Toen het economisch minder ging werden veel Marokkaanse mensen uit de eerste generatie ontslagen. Ze waren vaak analfabeet en ze snapten het Nederlandse systeem niet. Toen dacht ik: ‘Ik wil het systeem wél begrijpen, zodat ik deze mensen kan helpen.’” Zo werd hij de opleiding aan de Sociale Academie in Amsterdam ingezogen. Aanvankelijk wilde Saïd liever iets technisch studeren in Delft. Maar zijn Nederlands was nog te slecht en hij had geen geld voor een voltijd opleiding.
In 1991 kwam hij als veldwerker in dienst bij De Regenboog. Toen nog zonder de toevoeging ‘Groep’. Said: “Met handen en voeten heb ik het sollicitatiegesprek gedaan, maar ik werd aangenomen.” Hij werd de jongste medewerker en ook de eerste medewerker met een migratieachtergrond. Hij moest nog veel leren, maar zijn collega’s hielpen hem met liefde. Na een jaar was hij goed ingewerkt.
Ingewikkeld voor iedereen
Saïd richtte zich aanvankelijk op cliënten met een Marokkaanse achtergrond. Hij zag de migranten uit de eerste generatie die moeite hadden met instanties en brieven. Hij sprak hun kinderen die niet goed waren voorbereid op leven in Nederland en hij hoorde over hun problemen thuis. Het leven van zijn cliënten speelde zich af in de marge van de samenleving. Said: “En je weet wat er te halen is in de marge van de samenleving: Alcohol en drugs, gokken en manieren om snel geld te verdienen!”
Langzaam kwam Saïd er achter dat andere groepen in de Nederlandse samenleving dezelfde problemen hadden als zijn landgenoten. Mensen zijn weliswaar verantwoordelijk voor hun eigen problemen, maar de oorzaak is dezelfde: Ze begrijpen het systeem waarin ze leven niet. Het is te ingewikkeld. En dat is tot de dag van vandaag waar Saïd aan werkt.
Systeemkritiek
Het beste wat hij als hulpverlener kan doen is zijn kennis overdragen aan zijn cliënten, zodat ze het systeem beter begrijpen. Zo vat hij zijn werk op. Maar hij houdt ook een scherp oog voor het systeem waarin de problemen zijn ontstaan.
Saïd illustreert: “Vrijwel al mijn cliënten hebben schulden bij een zorgverzekeraar. Maar waarom? Een basisverzekering met collectiviteitskorting van de gemeente Amsterdam kost 105 euro. Iedereen krijgt 107 euro zorgtoeslag. De burger verdient daar dus 2 euro per maand aan. Gaat er iets fout en betaal je te laat het geld door aan de verzekeraar, dan komt er plotseling een brief van het CJB (Centraal Justitieel Incassobureau) voor de verhoogde zorgpremie van het CAK. Elke burger moet jurist zijn om dit te begrijpen. Dan denk ik: ‘Overheid geef geen toeslag, maar geef direct een verzekering!’”
"Als een burger een beroep doet op steun, moet hij beginnen met bewijzen dat het nodig is en dat hij er geen misbruik van maakt"
Participatiemaatschappij
In de jaren negentig constateerde de politiek dat de verzorgingsstaat onbetaalbaar aan het worden was. De participatiemaatschappij werd gelanceerd. Saïd vindt dat we daarbij iets over het hoofd hebben gezien: “Er was een proces van individualisering ingezet. Het was al lang niet meer vanzelfsprekend dat je kon rekenen op je vrienden en familie.”
Maar er is volgens Saïd nog iets misgegaan. We hebben uit de verzorgingsstaat de ‘controle’ meegenomen naar de participatiesamenleving. In de verzorgingsstaat was controle vereist om misbruik te voorkomen. In de participatiemaatschappij zou je juist minder wantrouwen verwachten. Maar in plaats van dat de controle afnam, is deze zelfs groter geworden.
In de praktijk leidt dit tot vertraging en opstapeling van problemen. Said: “Als een burger een beroep doet op steun, moet hij beginnen met bewijzen dat het nodig is en dat hij er geen misbruik van maakt. Dat proces neemt veel tijd in beslag; soms maanden. In die tijd verergeren de problemen.”
Hij haalt het voorbeeld van huisuitzettingen aan: “Een groot deel van de ontruimingen in Amsterdam komt door het stopzettingen van uitkeringen. Bij bezwaar tegen de stopzetting heeft de gemeente acht weken bedenktijd. Ondertussen zit iemand al diep in de problemen.”
Er wordt vaak gezegd dat burgers de overheid niet meer vertrouwen, maar volgens Saïd ligt het net andersom. Er is wantrouwen van de overheid jegens haar burgers. Said: “Begin als overheid niet met eisen stellen. Inschrijving in de basisregistratie eisen voor een dakloze is onzinnig. Het is een impliciete weigering om hulp te geven.”
Geen vijanden
Hulpverleners staan altijd aan de kant van hun cliënt. Saïd vindt het niet terecht dat hulpverleners vaak als vijand van de overheid gezien worden. “In een participatiesamenleving moeten hulpverlening en ambtenaren hun krachten bundelen om mensen deel te laten nemen aan de maatschappij.” Daarbij gunt hij ambtenaren dat ze meer vrijheid krijgen in het omgaan met de regels.
Saïd: “Ik zag onlangs een vader met vijf kinderen. Er was geen misbruik en geen mishandeling in het gezin. De kern is dat het gezin géén huis heeft. Er waren conform de formele afspraken twaalf hulpverleners betrokken bij het gezin. Volgens mij was het voldoende om een huis te bieden en misschien één iemand voor begeleiding. Om dat te kunnen doen moet je even loskomen van de regels. Als we elkaar vertrouwen en samenwerken, kán er veel meer en kóst het veel minder.”
Saïd en De Regenboog
In Saïd zit nog steeds de jongen die uit Marokko vluchtte omdat zijn stem niet gehoord mocht worden. Saïd: “Er komen steeds meer maatschappelijke protesten. Dat vind ik goed. Het dwingt de overheid om naar de samenleving te luisteren.” Spreken en gehoord worden zijn belangrijk voor hem. ‘’Als er kritiek geuit moet worden, dan doe ik dat. Bij De Regenboog Groep heb ik nooit het gevoel gehad dat iets niet mocht zeggen.”
Aan de andere kant staat het onderlinge vertrouwen centraal in zijn visie en werk. Hij zegt: “We hebben bij De Regenboog grote lijnen, maar ik ervaar genoeg ruimte voor uitvoerende werkers.” Hij haalt energie uit het vertrouwen van collega’s en leidinggevenden. Daardoor wil hij zijn werk nog beter doen. Die houding wenst Saïd ook op grotere schaal. “Als de overheid de burger vertrouwt, dan zal de burger haar best doen om dat vertrouwen niet te beschamen”.
tekst: Joost Slis │foto: Merlijn Michon