De Regenboog Groep is al een tijd voortrekker in een initiatief rond voormalig Nederlandse Surinamers die nu zonder geldige papieren in Nederland wonen. We zijn daardoor via Frederiek de Vlaming betrokken bij een recent rapport van de Vrije Universiteit.
Nederland moet Ex-Nederlandse Surinamers die ongedocumenteerd in Nederland wonen regulariseren
Samenvatting rapport
Tijdens de kolonisatie breidde het Nederlandse grondgebied zich uit naar het oosten tot Nederlands-Indië (nu Indonesië) en naar het westen tot Suriname en de Nederlandse Antillen. Suriname werd in 1667 gekoloniseerd. Vóór de dekolonisatie hadden "alle inwoners van het Koninkrijk der Nederlanden de Nederlandse nationaliteit". Suriname verklaarde zich in 1975 onafhankelijk. De mensen op het nieuwe onafhankelijke grondgebied verloren hun Nederlandse staatsburgerschap en kregen het Surinaamse staatsburgerschap. Zij verloren ook de rechten die aan het Nederlandse staatsburgerschap waren verbonden door de 'sluiting van de grenzen van Nederland voor mensen uit Suriname'. Surinamers werden nu 'legale vreemdelingen', ondanks dat zij tot aan de onafhankelijkheid in Nederland hadden gewoond. Surinaamse legale vreemdelingen konden gedurende ongeveer vijf jaar na de onafhankelijkheid rekenen op een soepel toelatingsbeleid, maar aan dit liberale toelatingsbeleid voor ex-Nederlandse Surinamers werd in 1980 een einde gemaakt en de toelating van Surinamers in Nederland veranderde en werd (bijna) even streng als de toelating van andere vreemdelingen. Door dit beleid is een aantal ex-Nederlandse Surinamers ongedocumenteerd in Nederland gebleven.
Nu woont een kleine populatie ex-Nederlandse Surinamers zonder papieren in Nederland (ongeveer 750-1000 mensen in Amsterdam, de belangrijkste woonplaats van deze groep) zonder toegang tot rechtmatige aanwezigheid, wat hen in een bijzonder kwetsbare positie plaatst.
De Migration Law Clinic schreef een expert opinion waarin wordt betoogd dat Nederland op grond van artikel 12, lid 4, IVBPR (recht op toegang tot het eigen land) en artikel 8 EVRM (recht op privé- en gezinsleven) verplicht is deze groep mensen te regulariseren.
In het deskundigenbericht wordt betoogd dat Nederland moet worden beschouwd als het 'eigen land' van de ex-Nederlandse Surinaamse bevolking die zonder papieren op zijn grondgebied leeft. Dit is onder meer gebaseerd op een opeenstapeling van individuele omstandigheden, zoals langdurig verblijf, talenkennis, sociale en familiebanden en de intentie om te blijven; in combinatie met het feit dat zij op Nederlands grondgebied zijn geboren en destijds de Nederlandse nationaliteit hadden.
Het niet regulariseren van deze groep in eigen land vormt een willekeurige ontneming van hun rechten, aangezien er weinig of geen redenen zijn om iemand het recht op veilig verblijf in eigen land te ontzeggen. Hoewel Nederland de betrokken groep tientallen jaren op zijn grondgebied heeft gedoogd, heeft het nagelaten maatregelen te nemen om de veilige uitoefening van het recht van de betrokkenen in eigen land te waarborgen, hetgeen in strijd is met zijn verplichtingen krachtens artikel 12, lid 4, van het IVBPR.
Verder stelt het deskundigenbericht dat de Surinaamse ex-Nederlanders die zonder papieren in Nederland wonen, recht hebben op gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM vanwege de bijkomende elementen van afhankelijkheid die hun familierelaties in het domein van meer dan 'normale emotionele banden' brengen. De bijzondere omstandigheden van deze personen kenmerken zich door:
- hun formele status als Nederlandse burgers van wie staatsburgerschap zonder hun instemming is ingetrokken;
- de decennia dat de Nederlandse staat hun aanwezigheid heeft getolereerd en hen in staat heeft gesteld diepe relaties in Nederland op te bouwen
- de ontberingen die de individuen en hun familieleden zouden ondervinden indien zij naar Suriname zouden worden teruggestuurd
- het feit dat zij in het verleden mogelijk een verblijfsvergunning hadden kunnen aanvragen; en ten slotte
- hun bijzondere banden met Nederland als voorheen gekoloniseerde personen.
Al deze omstandigheden tezamen tillen het niveau van buitengewone omstandigheden op en wegen zwaarder dan het enkele belang van de Staat om een restrictief immigratiebeleid te handhaven (ter bescherming van het economisch welzijn van het land en/of ter handhaving van de openbare orde). Dit geldt des te meer omdat de Staat deze personen tientallen jaren in rechtsonzekerheid heeft laten verkommeren zonder maatregelen om hun situatie te verbeteren. Deze personen hebben derhalve recht op eerbiediging van hun gezinsleven, en op de Nederlandse Staat rust de positieve verplichting dit respect voor het gezinsleven te waarborgen door de administratieve status van de betrokkenen te regelen.